Dit laagveengebied van 2700 hectare kennen de meesten wel uit hun jeugd. In dit door vervening ontstane plassengebied spelen zich namelijk de avonturen af van de gebroeders Klinkhamer met de Kameleon. Het gebied ligt in de gemeente Smallingerland tussen Grouw en Eernewoude. In dit laatste plaatsje overnachtten we bij het aanwezige ooievaars- en informatiecentrum. In Eernewoude is namelijk een ooievaarsbuitenstation gevestigd met ongeveer 10 ooievaarsparen. De bedoeling is om weer wilde ooievaars in de 'Alde Feanen' te krijgen. Sinds 1980 zijn in totaal 65 ooievaarsjongen in het fokcentrum 'It Eibersheim' groot gebracht.
Na de laatste ijstijd, tijdens het Holoceen (ongeveer 9.000 jaar geleden) is hier op natte plaatsen de veenvorming begonnen. De veenvorming gebeurde op de tijdens het Pleistoceen achtergebleven zand- en leemgronden. De veenlagen, bestaande uit riet, veenmos en zeggen waren een paar eeuwen geleden nog 3 meter dik. Door het rijzen van de zeespiegel kwamen de veengronden onder N.A.P. te liggen zodat het verdronken hoogveen laagveen werd. Het huidige gebied is ontstaan door vervening die al vanaf de 16e (voor privé-gebruik) tot in de 19e eeuw plaatsvond. De huidige 'Oude Venen' bevatten nog een aantal uitgeveende plassen (de petten) waarbij de zetwallen (ook wel stripen of hagen genoemd) nog aanwezig zijn. Op deze stripen lagen de turven te drogen. De door golfslag (recreatievaart) veroorzaakte afslag zorgde voor het verdwijnen van de stripen waardoor grote plassen ontstonden. Om de afkalving tegen te gaan geldt voor boten een vaarsnelheidslimiet. Verdere afslag wordt tegenwoordig tegengegaan door de stripen met medewerking van Provinciale Waterstaat te versterken. Vooral bij het gebied 'Princedyk' is dit gebeurd. Het schijnt dat vooral de 'Gieterse methode' van vervenen de oorzaak van de afslag is. Bij de Gieterse methode werd relatief veel veen weggehaald waardoor de afslag meer kans had. Door de afslag zijn veel landarbeiders en boeren maar van nood visser of rietdekker geworden.
De vegetatie op de zetwallen bestaat vaak uit blauwgraslanden. Blauwgraslanden zijn schrale, 's winters natte en 's zomers hoogstens oppervlakkig uitdrogende hooilanden. Blauwgraslanden bevatten o.a. blauwe zegge, wateraardbei, waterdrieblad, waternavel, bruine snavelbies, parnassia, kleine valeriaan, brede en gevlekte orchis, ruw walstro, blauwe knoop, Spaanse ruiter en kale jonker. De grassen die in een blauwgrasland gevonden kunnen worden zijn: het pijpestrotje[1], moerasstruisgras en de gestreepte witbol. Verlandende petten bevatten krabbescheer (alleen in één sloot gezien door de auteur), mattenbies en riet. Als de successie al ver gevorderd is ontstaat moerasbos. Boomsoorten die daarin veel voorkwamen waren (zwarte) elzen en verscheidene wilgesoorten. Deze soorten staan vaak langs de rand van de petgaten. Op veel plaatsen is al moerasbos ontstaan met de bovengenoemde soorten.
De aangetroffen waterplanten in het gebied hadden vaak drijvende bladeren zoals gele plomp en waterlelie. De bodem en het water was te modderig, te troebel voor echte waterplanten als waterpest en hoornblad. Het licht zou niet ver genoeg door kunnen dringen in het water.
In dit gebied zijn in de afgelopen jaren de volgende vogels aangetroffen: kwak, roerdomp (reiddomp), kiekendief, putter, goudvink, kemphaan, wulp, regenwulp, putter, slobeend, bergeend, nijlgans, visdiefje, groenling, braamsluipers, grasmus, purperreiger (in De Oude Venen zouden 9 paar purperreigers broeden), ooievaar (Fries: 'Eibert'), bruine kiekendief, buizerd, velduil en torenvalk (in het Fries: 'Reade Wikel'). Verder komen in de 'Oude Venen' voor en na het broedseizoen grote hoeveelheden smienten, kolganzen (beide 30.000), brandganzen (20.000) en trekkende kemphanen voor.
Alleen de (grote) groene en bruine kikker en salamanders, alsmede ringslangen worden in dit gebied waargenomen.
Landschappelijk en recreatief zijn 'De Oude Venen' van grote betekenis. Het grootste gedeelte is vrij toegankelijk voor de watersport. Enkele dichtgegroeide petgaten zijn vanwege hun ornithologische (aalscholverkolonie) en botanische waarde (blauwgrasland) afgesloten.
Niet alles in het gebied is eigendom van 'It Fryske Gea'. Ook particulieren hebben nog stukken grond in het natuurgebied 'De Alde Feanen' liggen. Het ontgraven laagveen is 2500 hectare groot, waarvan 1500 hectare in beheer is van 'It Fryske Gea'.
In het gebied treedt ook kwel op. Om de kwaliteit van dit kwelwater te verbeteren is landbouwgrond 'stroomopwaarts' van het grondwater opgekocht. Hierdoor zal deze kwel schoner het natuurgebied 'De Alde Feanen' in stromen. Sommige omwonenden hadden hier problemen mee. Het was onterecht dat aan die paar (mogelijke) otters zoveel belang gehecht werd. Het was nu toch ook al een mooi natuurgebied ... ?
Het waterpeil in de polder 'Fjirtich Med' wordt bewust hoog gehouden om het rietland voor uitdroging te behoeden. Behalve kwel en regenwater wordt ook boezemwater ingebracht. Dit komt de waterkwaliteit niet ten goed maar is wel noodzakelijk voor een goede rietopbrengst. Het niveauverschil is goed te zien tussen een naastgelegen poldersloot en de greppels in het 'Veertig Med' gebied. Het waterniveau verschilt soms wel 30 centimeter. Niettemin komt de krabbescheer, een goede indicator-plant, nog wel in kleine aantallen in het gebied voor.
De Wydlannen is een ten westen van het Princehof gelegen zomerpolder en heeft gedeeltelijk nog een blauwgraslandvegetatie. Het is een restant van de in deze omgeving vroeger veel voorkomende uitgestrekte onbemeste hooilanden. Doel van het beheer is het grasland te regenereren. De polder trekt in de winter grote aantallen wilde ganzen. Sinds 1958 wordt het reservaatsgebied door aankopen en legaten steeds groter.
Rengerspolle ligt in een zuidwesthoek van de Wydlannen, waar De Rengerspoll door een vaart van gescheiden is. Het is oorspronkelijk opgespoten en begroeid geraakt terrein van de Wydlannen. Het ligt tegen de Graft (Greft) aan. Dit terrein was bestemd als vogelbos en gedeeltelijk voor de recreatie. Door onoplettendheid van bezoekers is dit bos in 1957 en in 1959 afgebrand. Dit gebied is aangekocht in 1944. Op deze dagrecreatie-plaats bevindt zich ook de aanlegplaats voor de rondvaartboot. Hier zijn overnachtingen met tent toegestaan.
Saiterpetten e.o. dateert uit 1937 en daarboven ligt Lytse Saiter wat een onder water gezette polder is ten noorden van de Saiterpetten. Hier moet moeras gevormd worden. Een Saiter is een soort zomerboerderij.
Fjirtich Med, oftewel Veertig Med (een med is ongeveer een halve hectare) is een deelgebied van (de naam zegt het dus al) ongeveer 20 hectare groot en ligt vlak bij het bezoekerscentrum en ooievaarsstation de 'Eibert'.
De biotische index kent de volgende 5 klassen:
10-9 : Geen tot zeer geringe verontreiniging, zeer goede kwaliteit
8-7 : Weinig verontreiniging, goede kwaliteit
6-5 : Matige verontreiniging, matige kwaliteit
4-3 : Zware verontreiniging, slechte kwaliteit
2-0 : Zeer zware verontreiniging, zeer slechte kwaliteit
De klasse 10-9 komt in Nederland vrijwel niet meer voor. Een 8 moet al als zeer hoog beschouwd worden.
Tijdens het vangen van de macrofauna is vooral goed gekeken naar de verschillende waterkevers. De hieronder volgende lijst bevat waterkeversoorten die interessant zijn vanwege hun zeldzaamheid of karakteristieke voorkomen in laagveenmoerassen. De bijlage bevat een overzicht van de zeven monsterpunten met hun waterkeverfauna en een overzicht van de gevonden macrofauna per monsterpunt.Haliplus fulvus (Een watertreder)
Deze soort is weinig algemeen in heel Nederland. Niet zeer zeldzaam dus, maar toch is dit op zich wel de meest bijzondere vondst. Haliplus fulvus komt voor in grotere mesotrofe stilstaande wateren, waarin hij echter niet gevangen is (Drost & Cuppen 1992). De kever eet kleine waterdieren en algen. De soort werd hier gevangen in een sloot bij de Veenweg bij monsterpunt 5 en het betrof één verdwaald (?) exemplaar. 'De Alde Feanen' lijken echter wel geschikt voor deze soort die in grotere mesotrofe veenplassen voorkomt.
Hydrovatus cuspidatusVrij zeldzaam door het hele land, met de meeste vindplaatsen in het haf en in het fluviatiele district. Na een lange afwezigheid wordt de soort sedert 1970 op steeds meer plaatsen gevonden. Hij leeft in eutrofe, grotere, permanente wateren, vaak tussen wortels van moerasplanten als riet, lisdodde, egelskop en zwanebloem, of gewoon in de modder.
Zowel larven als volwassen dieren kunnen worden verzameld door wortelkluiten uit te spoelen (Drost & Cuppen 1992).
Hier gevangen in een veenprutsloot (Monsterpunt F2 (of 3)) en in een pet gat (Monsterpunt E; langs de weg). De kevers zijn gewoon gevangen met een keukenzeef en niet door de wortels uit te spoelen. Hydrovatus cuspidatus is zeker niet zeldzaam in Noord-Holland en heeft daar zeer veel vindplaatsen. De kevers zijn gevonden door stevig te poeren in de oevervegetatie in het water.
Hydroporus neglectus
Vrij zeldzaam in Nederland, in het westen zeer zeldzaam, behalve in sommige laagveengebieden. Acidobiont (Zuurminnend). De kever komt uitsluitend in zure biotopen voor zoals moerassen, verlande sloten en bospoeltjes (Drost et all. 1992). Op vijf van de zeven door Barend van Maanen gemonsterde plaatsen gevangen. Wel een typische soort voor zulke habitats als laagveengebieden.
Hydroporus scalesianus
Vrij zeldzaam, Acidofiel. In verlandende wateren of oeverzones van oligo-mesotrofe of mesotrofe wateren. Vooral in veenmmosrietlanden en zegge moerassen, maar ook gevangen in tamelijk entrofe rietmoerassen (Drost et all. 1992).
Gevangen in het veenmosmoeraslandje achter de kampeerboerderij (F0). Het monsterpunt F0 is een veenmosrietland hetgeen een typische habitat is voor deze leuke soort.
Verder in de monsterpunten (E) en (A2). Zie ook de kaart.
Agabus unguicularis
Zeldzaam, in het noorden iets gewoner, Acidofiel.
In kwel-moerassen of verlandende wateren, veenmosrietland, slootjes, duinplassen met veel grof organisch materiaal (Drost 1992).
Met Dryops anglicanus en Haliplus fulvus voor dit gebied de zeldzaamste soort. Slechts één exemplaar is in het petgat (E) gevangen. Op de bodem lag een dikke laag organisch materiaal.
Hydraena palustris
Zeldzame maar wijdverbreide soort. In stilstaande, permanente en semi-permanente wateren met een rijke emergente vegetatie met accumulatie van grof organisch materiaal zoals verlandende sloten in klei en laagveen gebieden, moerassen en langs verlandende oevers van grotere plassen. De soort prefereert kwelmilieus die ook wel in de Oude Venen aanwezig zijn. Mijdt sterk zure of brakke wateren (Drost 1992).
Wel al bekend van Friesland (Cuppen 1993), maar is het is toch een interessante vondst. Op beide plaatsen tussen organisch afval gevangen in een veenmosrietland (F0) en in riet afval (A2). Dit komt overeen met de voorkeur van Hydraena palustris die graag voorkomt op plaatsen met een accumulatie van grof organisch materiaal.
Limnebius aluta
In heel Nederland vrij zeldzaam, Acidofiel. Bewoner van bospoelen, moerassen (met name veenmosrietland), moerassige slootoevers en oevers van voedselrijke vennen. Wordt door zijn geringe grootte (1-1.2 mm) gemakkelijk over het hoofd gezien (Drost & Cuppen 1992).
Gevangen in veenmosrietland achter de kampeerboerderij (F0) en tussen rietafval iets verderop (F1) van een veenplas/petgat.
Hydrochara caraboides (kleine spinnende watertor)
Grote soort. Buiten het laagveengebied van West-Nederland zeldzaam, voor 1950 vrij algemeen. Hoofdzakelijk in het klei en veengebied van West-Nederland. Daarbuiten zeldzaam. Prefereert tamelijk voedselrijk, vegetatierijk, permanente stilstaande wateren. Komt ook in sloten voor met een dikke laag reducerende modder (Drost 1992). Eén exemplaar werd gevangen aan het einde van de Veenweg in een moerasje (monsterpunt 6, Hospers A2) in een petgat. Gezien de gelijkenis met de genoemde West-Nederlandse laagveengebieden was de soort wel te verwachten in 'De Oude Venen'. Toch werd de soort pas de laatste dag gevangen en maar één maal één exemplaar.
Dryops anglicanus
Verspreid en zeldzaam. Voorkomend in mesotrofe kwelmilieus, zoals veenmosrietlanden, trilvenen en mesotrofe broekbossen (Drost & Cuppen 1992). Erg leuke vondst, gevangen in het veenmosrietland achter het ooievaarsstation bij monsterpunt 1.
Conclusie
De 'Alde Feanen' is een typisch laagveengebied vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Nieuwkoopse plassen, de Wieden of de Weerribben. Vooral het veenmosrietland achter het ooievaarsstation 'It Eibersheim' (monsterpunt 1) heeft bijzondere waterkevers. Ook de interessante waterkevers van dit soort habitats ontbreken niet. Soorten die gevonden zijn en in zulke laagveengebieden thuis horen zijn Hydroporus neglectus en Hydroporus scalesianus. De waterkevergemeenschap van temporaire moerassen en verlandingssituaties (waaronder ook sterk verlande laagveenmoerassen vallen) bevat echter veel typische laagveensoorten die zeer zeldzaam zijn en dan ook niet tijdens deze inventarisatie gevangen zijn.
Het is moeilijk iets te zeggen over de waterkwaliteit. Een monsterpunt als het veenmosrietland (monsterpunt 1) achter het ooievaarsstation zal namelijk behoorlijk geïsoleerd liggen van vervuilende invloeden. Uit dit - wat waterbeheer betreft - geïsoleerde monsterpunt blijkt wel dat met isolatie van bepaalde gebieden erg leuke resultaten behaald kunnen worden. Dit is ook al eerder gebleken bij een zuidwestelijk deel van de Oude Venen. Voor niet-geïsoleerde gedeelten zal via de grote vaarten het vervuilde water via een korte omweg toch weer terug in de gebieden stromen.
Het water in dit veenmosrietland zal voornamelijk afkomstig zijn van regen en kwel, zodat de waterkwaliteit goed is, wat wel blijkt uit het voorkomen van zeldzame soorten. It Fryske Gea zal echter meer geïnteresseerd zijn in de kwaliteit van grotere wateren die veel meer afhankelijk zijn van het waterbeheer. De kwaliteit van deze wateren is moeilijk te bepalen aan de hand van de waterkeverfauna, omdat ze niet het geschikte habitat vormen voor de meeste soorten. Waterkevers houden van kleine beschutte wateren. Waterkwaliteitsbepaling hiervan kan beter op grond van waterkever-, mugge- en libellelarven e.d. gebeuren. Deze macrofauna is minder mobiel en zal dus een betere weerspiegeling vormen van de waterkwaliteit. Verder is geen literatuur gevonden waarbij een duidelijke relatie was tussen waterkwaliteit en waterkevers. Een goede analyse over de waterkwaliteit ontbreekt hierdoor.
In de grotere diepere wateren waar wel gemonsterd is was juist weinig tot niets aan macrofauna te vinden. Dit kan te wijten zijn aan een slecht habitat en aan een slechte waterkwaliteit. Voor determinatie van watermijten, watervlooien, hafte- en libellelarven was pas laat op het kamp voldoende kennis beschikbaar. Vandaar dat deze gegevens voor een aantal monsterpunten onbreken. Op grond van deze waarnemingen is het moeilijk iets over de waterkwaliteit in de grote boezemwateren te zeggen. In de nieuwe natuurgebieden zijn wel op sommige plaatsen veel kleine visjes aangetroffen in vrij grote plassen in onder andere het Wikelslan. Het meest interessant was nog het veenmosrietland achter het bezoekerscentrum, een petgat bij Earnewarre en een oude, gewone boerensloot bij de Jan Durkspolder waar o.a. veel staafwantsen en waterschorpioenen gevonden werden.
Ook is de biotische index toegepast ondanks de nadelen die aan dit systeem zitten. Het blijkt dat de waterkwaliteit nogal verschilt. Hele grote waterplassen scoren slecht, mede doordat dit geen habitat is voor macrofauna. Ook hele kleine ondiepe tijdelijke poeltjes met stilstaand water scoren in deze index niet goed. Verrassend is dat de petgaten van Fjirtich Med er zo goed vanaf komen. De biotische index bedroeg een 9 wat erg hoog is. Voor de rietteelt wordt immers boezemwater in het gebied gepompt. Een oorzaak kan zijn dat hier alle monsterpunten samengevoegd zijn in een lijst voor het petgat zodat de monsterintensiteit voor de petgaten hoog ligt vergeleken met de andere monsterpunten. De boerensloot van de Jan Durkspolder bevatte veel waterplanten en macrofauna zodat een hoge score te verwachten viel (een biotische index van 8).
Om de waterkwaliteit te onderzoeken was het misschien handiger geweest om ook de waterplanten mee te nemen. Waarschijnlijk zou dit echter niet veel extra opgeleverd hebben. Het water was niet helder zodat het licht de bodem niet bereikt. Dit bemoeilijkt de komst van planten die op de drabberige slootbodem moeten ontkiemen. Alleen wortelstokplanten als waterlelies en gele plomp waren soms talrijk. Maar Potamogetons (fonteinkruiden) en aarvederkruiden, waterranonkels (Ranonculus) en Chara's, kranswieren en krabbescheer zijn (vrijwel) niet gezien, net als hoornblad en waterpest. De vraag is dan ook of met waterplanten een goede waterkwaliteitsanalyse gemaakt had kunnen worden. De kranswieren die van dit gebied bekend zijn uit de literatuur (Verspreiding van Kranswieren in Nederland, Coops 1994) zijn Nitella flexis en Chara globularis. Beide kranswieren komen met name voor in matig harde en zachte wateren voor. De concentratie bedraagt dan ongeveer 1-2 mmol HCO3-.
Vrijwel de hele provincie Friesland behoort tot één waterhuishoudkundige eenheid: de Friese boezem. In het centrale gebied, het zogenaamde Lage Midden, bestaande uit laagveengronden die merendeels beneden NAP liggen en waarin de kwelinvloed vanuit het oostelijke pleistocene gebied merkbaar is, worden de meeste kranswieren gevonden. 's Zomers vindt inlaat van IJsselmeerwater plaats voor peilhandhaving en doorspoeling. Dit water is afkomstig uit de grote rivieren. Dit harde Rijnwater is carbonaatrijk en daar kunnen planten als krabbescheer niet tegen. Het hoge bicarbonaat-gehalte heeft versnelde afbraak van plantenresten tot gevolg wat tot eutrofieering leidt. Tijdens de onderzochte periode is deze plant dan ook vrijwel niet gezien.
Hierdoor is de waterkwaliteit van het boezemwater wel een probleem. In de grotere wateren werd ook minder macrofauna gevangen. Dit komt mede doordat de grotere wateren een minder geschikt habitat voor veel macrofauna vormt.
Op sommige plekken 'nieuwe natuur' lag een groene algenlaag op het water wat wijst op hoge stikstofconcentraties. Dit was dan ook vaak voormalige landbouwgrond. In de greppels groeiden vaak riet en pitrus.
André H Barend van M André van N'Van Oerd tot mokkebank', S.J. van der Molen, It Fryske Gea 1930 -1975
'Atlas van de Nederlandse zoogdieren', S.Broekhuisen et. al. KNNV 1992
It Fryske Gea 'Zestig jaar natuurbescherming', 1990, Drachten
Handboek Natuurmonumenten 1991, Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten 's-Graveland
'Overzichtskaart Oude Venen', It Fyske Gea
'Waterplanten en waterkwaliteit', F.H. Bloemendaal & J.G. Roelofs
'Verspreiding van Kranswieren in Nederland' E. Nat 1994, Riza en VU Amsterdam
'Macro-Invertebraten en waterkwaliteit' N. De Pauw en R. Vannevel 1991
Bedankt worden:
Voor dit onderzoek bedank ik Nico Minnema (beheerder It Eibersheim) voor onderdak, overnachting en het leveren van de kaarten. Verder ook nog de excursieleiders en met name Barend, André en David. Verder nog de rest van de kampcommissie voor de organisatie en André en Steven voor het doornemen van de tekst.
André H
Codering
Waterkeverschema
In het waterkeverschema zijn de monsterpunten genummerd van 1 t/m 7. Deze 7 monsterpunten komen respectievelijk overeen met de monsterbuisjes B(arend) 425 t/m 431. Zelf heb ik elk gebied een letter toegekend en elk monsterpunt in dat gebied kreeg een nummer. Monsterpunt nummer 2 in Lytsemar (Lettercode D) heet dan ook DII.
Vindplaatsen bij het waterkeveroverzicht
No, Barend, Hospers Amersfoort cooordinaat
1 = 425 F0, Eerst monsterpunt in moerasje pal achter 'It Eibersheim' 191.48-572.48
2 = 426 F1, Tweede monsterpunt over het voetpad, in groot bosven 191.87-572.49
3 = 427 F2, Bij richtingaanwijzer 'kuierpad', op een kruising 192.02-572.40
4 = 428 F3, Bij witte huisje in westhoek van Wikelslan, bij wandelroute 191.83-572.85
5 = 429 F4, Over de sloot in woeste grond tussen veenweg en 'Earnsleat'. 191.77-572.82
6 = 430 E , Einde veenweg (bij Earnewarre/-sleat) lag moerasje aan de oostkant 191.49-573.42
7 = 431 A2, Bij S-bocht Fjirtich Med in, vlakbij 'Ds. van der Veenweg'. 191.65-527.31
Beschrijving van alle monsterpuntenBeschrijving van alle monsterpunten
Codering volgens Hospers.
Een monstergebied wordt volgens deze codering herkend door de eerste letter (elk monstergebied heeft een eigen letter gekregen) en na de letter een monsternummer die het volgnummer aangeeft. Dit nummer geeft dus aan op hoeveel plaatsen in het gebied monsters genomen zijn.
A Fjirtich Med, eerste plas dicht bij ooievaarsstation I & II
B Tweede plas in Fjirtich med, I & II
C Neeltjesmuoisgat, midden in het De Oude Venen
D Lytsemar, bij Eernewoude (kleine meer) I, II
E Monsterpunt in trilveenmoeras tussen Earnewarre, Earnesleat en Ds Van der Veenweg
F Monsterpunten vlak bij voorlichtingscentrum 'De Reidplum' en 'It Eibersheim' in 'Wikelslan'
G Jan Durkspolder, langs en bij de 'Alde Geau' (=een waterweg), I & II
H Wikelslan (Torenvalk) ten noorden van Eernewoude I, II
I Sanemar, Zandmeer I, II, III
Vrijwel alle monsterpunten zijn vrij ondiep (< 1m), en bevatten (soms beperkt) vlooien en vlokreeften. Slechts één petgat bevatte helder water. Deze lag in het gebied Fjirtich Med. Waterplanten waren afwezig of zeldzaam. Vaak was het dan nog plomp of waterlelie. Fonteinkruiden en waterpest zijn door ons niet aangetroffen.
De natuurontwikkelingsgebieden hebben een hoog waterpeil. De 'Lytse Saiter polder' is zelfs weer helemaal onder water gezet voor moerasvorming. De nieuwe natuurgebieden zijn gedeeltelijk onbegroeid. De plantengroei bestaat met name uit Pitrus, alg, fioringras, riet. Zeggen (Carex) waar niet talrijk aanwezig.
Monsterpunten
A 1, Fjirtich-Med
(Een oppervlakte maat), hier wordt het eerste petgat geinventariseerd
'A'; AC 191.5-572.5 of SBB 11-13-32-33
Biotische index 9
Cordulia aenea (smaragdlibel)
vlokreeft 5
waterpissebed Asellus aquaticus 15
Zoetwatergarnaal 4
kiezelalg
larve Erythromma najas
larve Sympetrum spec
hafte larve Patamus luteus
Grote diepslak 4
Grote poelslak 1 Lymnaea stagnalis
larve van de modder kever 6
bootsmannetjes 7
watervlo veel
Cendrophillum lutelum 1
twee kokerjuffers met gras
Physa fontinalis (bronblaashorenslak)
Anisoptera larve
veel vlokreeftjes
grote diepslak 3
gewone poelslak 1 Lymnaea stagnalis
gewone hoornschaal Sphaerium corneum
draaikolkschijfhoren Anisus vortex
witte schijfhoren slak Gyraulus albus
haftelarve 5
Zygoptera larve 2
bootsmannetjes 2
kokerjuffer II spec, gemaakt van zand
A2
Zondag 15 mei 1994 Fjirtich Med, Monsterpunt ligt schuin links tegenover het ooievaarstation, In die S-bocht.
Ondiepe rietpoeltjes. (B431)
( AC 191.65 - 572.31)
Biotische index - (Te weinig waarnemingen)
Hydroperus striola 1
Hydroperus scalesianus 1
Hydroperus neglectus 2
Hydraena palustris 1 vrouwtje
Cercyon convexiusculus 2
Chaetharthia seminulum 1
Anacaena globulus 1
Anacaena lutescens 3
B I , Fjertig Med,
naar een tweede petgat
AmsCoord 191.3-572.8 of SBB 11-13-32-22
Vrijdag 14 mei, determinatie Hajo en Nicole
Biotische index 5
Grote diepslak Bithynia tentaculata 20
Gewone poelslak Lymnaea stagnalis 7
kleine snoekjes
bloedzuiger (Erpobdella octaulata achtogige bloedegel, vrij algemeen)
bootsmannetjes Notonecta spec
veel zoetwaterpissebedden
vlokreeftjes
B II in Fjitich Med
Fjirtich Med, het tweede petgat, Determ. Barend
Amersfoortcooordinaat:190,5-572.2, Vrijdag 14 mei 1995
Plantengroei : --
diepte : Bijzondere aan dit monsterpunt was de helderheid van het water. Het is het enige monsterpunt met helder water.
Biotische index 9
larve van de geelgerande watertor Dytiscus
vlokreeften en watervlooien
Hyphydrus ovatus eironde watertor
Anisus vortex draaikolk schijfhorenslak
gewone water pissebed Asellus aquaticus
kokerjuffers 7 maal, drie soorten
Sigara striata 2
Graphoderus of Acilius roofkever larve
Ischnura elegans Lantaarntje
Valvata piscinalis vijverpluimdrager
Grote diepslak Bithynia tentaculata
Witte schijfhorenslak Gyraulus albus
Lymnaea stagnalis (gewone poelslak)
Physa fontinalis
C, Neeltjesmuoisgat
Excursies Leendert en Hajo met bootje
Naam Plaats Neeltjes gat, midden in de venen plaats 'C'
Zaterdag 14 mei 1994
Oppervlak Beperkt toegankelijk voor boten met geringe diepte
Biotische index 6
bootsmannetje
kokerjuffer
Oorvormige poelslak Radix auricularia
posthorenslak 6
grote diep slakken Bithynia tentaculata
eironde watertor Hyphydrus ovatus
draaikolkschijfhoren Anisus vortex 4
Lymofylis marmoratus (Een kokerjuffer)
Ischnura elgeans larve Lantaarntje
Glossiphonia herroclyta (Een bloedzuiger)
D1 Lytsemar Vrijdag 13 mei 1994
Naam plaats: Lytsemar of 'Klein meer'. Vlak na de camping 'It Wiiedde', langs het fietspad. In het gebied zelf (Lytsemar) konden we niet komen door een brede sloot. In deze brede sloot is langs de rand gevangen.
Amersfoortcooordinaat: 192,3 - 570,6
Plantengroei : Pitrus, De overkant liet zien dat de sloten vrij recente gegraven sloten waren. Hier waren ook enkele pollen met zeggen. De Lytsemar was een nog al recent omgegooid en vergraven terrein. De begroeing was vrijwel afwezig. De wel aanwezige begroeiing was pitrus met gras (kweek, fiorin?).
Diepte,Breedte : 40 cm, 4 m. De modder begon al snel onder de waterspiegel. De ondergrond was een slappe veenbodem.
Biotische index 5
Grote diepslak (Bithynia tentaculata)
Watertreder (Haliplus spec) 2
Haftelarve Cloeon spec 2
Vlokreeft 10 Gammarus spec
waterpissebed 10 Asellus spec
Haftelarve spec 5
draaikolk schijfhorenslak Anisus vortex
witte muggelarve ?
waterwants (Cymatia)
Spinnnend watertorretje (Hydrochara caraboides)
watermijten met roodkruis (15)
D II Lytsemar Vrijdag 13 mei
Dit punt bevindt zich iets verder op, in de luwte van een bosje.
Dit monsterpunt van de grenssloot bevatte veel kikkervisjes, en was ongeveer 40 m voor de kruising naar de Jan Durkspolder.
Amersfoort 192.5 - 570.5
Biotische index 3
Gerande oeverspin (een wolfsspin) Dolomedes fimbriatus
Laccophilus minutus
Eironde watertor (Hyphydrus ovatus)
bloedzuiger
Grote watertreder (Haliplus fulvus )
Gewone hoornschaal, ook bij veel andere monsterpunten gevonden. (Sphaerium corneum)
Duikerwants (Cymatia)
D III Tussen parkeerplaats en de vogelkijkhut van de Jan Durkspolder.
Amersfoort 193.0-570.5 of SBB 11-13-35
Biotische index 7
Bootsmannetje larve (Notonecta larve spec)
Gewoon bootsmannetje Notonecta glauca
Twee verschillende soorten kokerjuffers.
muggelarven 10
heel veel (1000) kikkervisjes
libellen : Coenagrion pulchellum variabele waterjuffer Lestes spec Schildpantserjuffer (spreidvleugeljuffer)
Ischnura elegans Lantaarntje
poelslak
E, Einde Veenweg
(B430; E) Amersfoort 191.49-573.42 E , 14 mei 1995
Einde veenweg (bij Earnewarre/-sleat) lag een moerasje aan de oostkant 191.49-573.42
Aan het einde van de Ds van Veen weg aan de rechterkant (kant van het ooievaarstation) lagen nog 3 plassen
Oppervlak Het moerasje bestond uit drie Veenplassen van 30 bij 10
Begroeing veel riet,(trilveen, veel) echte koekoeksbloem,, pinksterbloem,
moeraszuring, gele plomp, onbeschaduwd, gele lis, moerasvaren, oeverzegge, moerasviooltje, kale jonker
Biotische index 7
Haliplus ruficollis
Haliplus sp (Haliplinus)
Agabus unguicularis
Agabus undulatus
Agabus undulatus ( larve )
Anacaena lutescens
A. limbata
A. globulus
Colymbetes fuscus
Cymbiodyta marginella
Enocharus coarctatus
E. affinis
E. testacea
Helochares obscurus
Helophorus aequalis
H. aequalis/aquaticus
H. brevipalpis
Hydrovatus cuspidatus
Hydrochara caraboides kleine pikzwarte watertor !!
Hygrotus decoratus
Hydroporus angustatus
H. striola
H. incognitus
H. scalesianus
Laccobius bipunctatus
Laccobius minutus
Noterus crassicornis
Spercheus emarginatus
Spercheus emarginatus larve
Het riempje Bathyomphalus contortus
platwormen
Corixa punctata
waterroofkeverlarve
Helobdella stagnalis : tweeogige bloedegel
Mollusken :
kapslakken op landbouwplastic (Acroloxis lacustris),Glanzige schijfhorenslak Segmentina nitida, riempje Bathyomphalus contortus,Grote diepslak Bithynia tentaculata, Draaikolkschijfhorenslak Anisus vortex, Gewone schijfhorenslak Planorbis planorbis
F, Wikelslan
Monsterpunt F 0 B 425 14 mei 1994
Moerassig veenmosrietlandje vlak achter 'de Reidplum', bij ooievaarsstation.
AC 191.84-572.48
Kleine poeltjes in veen
mosrietland
Sphagnum, Carex paniculata,pluimzegge Phragmites austria, Peucedanum palustre, Moerasvarens, vnl onbeschaduwd.
Biotische index 5
Dit monsterpunt wordt vertekend door het niet noteren van de insectenlarven
Hygrotus decoratus 3
Hydroporus angustatus 2
Hydroprus erythrocephalus 1
H. scalesianus 5
H. striola 1 vrouw
H. umbrosus 1 vroue
H. neglectus 3 mann
Noterus crassicornis 1 man
Hydraena palustris 1
Cercyon ustulatus 1
C. convexiusculus 3
Limnebius aluta 1
Coelostoma orbiculare 2
Chaetharthria seminulum 2
Enochrus coarctatus 1 vrouw
Cymbiodyta marginella 4
Anacaena globulus 1
A. lutescens 5
A. limbata 1
Dryops anglicanus 1 vrouw
wantsen
Hebrus ruficeps 2
Microvelia umbricola 1 vrouw
2e dag, Zaterdag 14 mei
Monsterpunt F 1 of Barend B 426
Tweede monsterpunt over het voetpad, in groot bos ven 191.87-572.49
Naam plaats : Bezoekerscentrum bosplas
Vijver op 50m achter het ooievaarsstation ondiep, riet, veel modder en vrij groot. Niet die vijver die helemaal 'droog' stond pal achter het bezoekerscentrum.
Amersfoortcooordinaat:191.87-572.49
Plantengroei : Bitterzoet, snavelzegge ? pluimzegge, lisdodde, moerasvaren, puntkroos, els, braam, wilg, riet
Vijver was ondiep maar wel groot: 100 m bij 30 m.
Biotische index 6
Haliplus cf ruficollis 1 vr
Hygrotus decoratus 3
Hydroporus angustatus 2
H. umbrosus 1
H. melanarius 1
H. striola 2 mannetjes
H. neglectus 1 vro
H. palustris x
Copelatus haemorrhoidalis 1
Limnebius aluta 1
Anacaena limbata 3
A. lutescens 1
A. globulus 2
Cymbiodyta marginella 2
Cercyon convexiusculus 2
roofkeverlarve
waterpissebedden Asellus spec
Platworm
Dugesia lugubris de 'pikzwarte platworm' of 'lugubere glijer'
waterspin (Argyroneta aquatica)
erwtenmossel Pisidium sp
Hydroporuslarve derde stadium
Erobdella octoculata
achtoogige bloedegel
keverlarve Scirtidae
Planorbis planorbis
Hydraena palustris
F2 Barend 427, Kuierpad
Bij richtingaanwijzer 'kuierpad', Op een kruising 192.02-572.40
Hierna werd het kuierpad verder achtergelopen (100 m) naar de bekende wegwijzer waar twee maal het bord stonde met 'kuierpad'
Hier is een vrij brede (3m ) poldersloot.
begroeiing pijpestrootjes, riet, moerasspirea (wijst op beginnende verrijking) puntkroos, zompzegge (wijst op verzuring) , pluimzegge, wateraarbei, moeraszuring
Amersfoort 192.02-572.40
Biotische index 7
Haliplus cf ruficollis 7 man
Haliplus cf subg Haliplinus
Laccophilus sp.
Planorbis planorbis Gewone schijfhorenslak
Erwtemosseltje (Pisidium spec)
Laccophilus spec
Dugesia lugubris
Enochrus testaceus 1+1
Enochrus quadripunctatus
Noterus crassicornis 1
Enochrus coarctatus 1+1
Spercheus emarginatus
Cyphon coarctatus
Coelostoma orbiculare 1
Hydrovatus cuspidatus 2+1
Anacaena lutescens 3 EXX+3
Cymbiodyta marginella 1
Hydroporus umbrosus 1+1
H. tristis
H. pubescens
Gyrinus marinus Schrijvertje
Helophorus aequealis/aquaticus
H. brevipalpis
Laccobius minutus 2 EXX+1+1
Hygrotus decoratus 1
Copelatus haemorrhoidalis 1
Helochares obscurus 3 EXX + 2
Hydrobius fuscipes (roodpootwaterkever )
Het riempje Bathyomphalis contartus
draaikolkschijfhoren Anisus vortex
gewone poelslak Lymnaea stagnalis
gerande oeverspin Dolomedes fimbriatus
gewone hoornschaal(schelp)
Segmentina nitida glanzende schijfhoren
gewone posthorenslak
Moeraspoelslak Stagnicola palustrus complex
kikkervis
F3, Kuierpadroute, B 428
Amersfoortcooordinaat: 191.83-572.85
Poldersloot ongeveer 3,5 m breed en 0.5 m diep.
300 m ten Noordwesten (?) van het ooivaarsbuitenstation sla je een prive weg in naar een wit huis waarvan de ramen volledig met tralies afgesloten zijn. Dit monsterpunt bevindt zich precies op een (NW ?) hoek van het kuierpad in het Wikelan. Kwamen veel mensen langs.
Bij witte huisje in west hoek van Wikelslan, bij wandelroute 191.83-572.85
Plantengroei : vrij kale rand met pinksterbloem, geen waterplanten, holcus (witbol)gras, hennepnetel, veldzuring, pitrus, veenwortel
Biotische index 7
Enochorus coarctatus
Graphoderes cinereus
Graptodytus pictus
Haliplus ruficollis
Haliplus sp.(ruficollis groep)
Hygrotus decoratus
Hygrotus inaequalis
Hydroporus umbrosus
Hydroporus neglectus
Hydrobius fuscipes
Caenis spec
Laccophilus minutus
Gerris spec
Sigara distinctata
Noterus crassicornis
Rhantus frontalis 2 exx.
Hebrus pusillus
Cymatia coleoptrata
Gewone schijfhorenslak Planorbis planorbis
Posthorenslak Planorbis corneus
muggelarven
geelgerande waterkeverlarve Dytiscus
Anaceana sp.
Sigara sp.
Corixa punctata (Een grote forse duikerwants)
kleine diepslak Bithynia leachi
F4,
Over de 'kuier'sloot in de nieuwe woeste grond tussen de Ds veenweg en 'Earnsleat'.
Amco 191.77-572.82, B 429
Het monsterpunt lag in een poldersloot die haaks laag op de sloot van het vorige monsterpunt. Een wit huisje met tralies voor de ramen keek uit op dit (volgens een bordje) 'Overig natuurterrein'.
1,5 m breed Diepte ondiep
Begroeiing pitrus gras, veldbeemd. Veel algen groei in het water, maar niet oppervlakte bedekkend. Slootkant recent afgestoken. Aan slooteinde groeiden mannagrassen (Glyceria) van de oever af het water in. Verder nog Klein kroos.
Biotische index 6
Anacaena lutescens
Agabus sturmii
Agabus undulatus (zigzagstreepje)
Cymbiodyta marginella
Gyrinus marinus
Haliplus fulvus
Haliplus sp (sg Haliplinus)
Hygrotus decoratus
Hydrobius fuscipes
Hydroporus palustris
Hydroporus erythrocephalus
Ilybius guttiger
Noterus crassicornis
Rhantus exsoletus
Sigara spec
Notonecta sp. larve
H. angustatus , umbrosus, neglectus,
pubescens en H.striolata
Paardebijter (libel) Aeshna mixta
Spitse moerasslak Viviparus contectus
G, Jan Durkspolder
A-cooordinaat: 192.8-570.3
Midden tussen vogelkijkhut Jan Durkspolder en Krusdobbe, bij een duiker in een dam. Dit was een boerensloot met veel waterplanten.
Plantengroei : lisdodde, riet, pitrus, egelskop, puntkroos, klein eendekroos
diepte : ondiep, 75 cm
Amersfoortcooordinaat: 192.8-570.3
Biotische index 8
Bronblaashoornslak Physa fontinalis
Grote diepslak (Bithynia tentaculata) veel
Gewone schijfhoorn Planorbis planorbis 1
Draaikolkschijfhoorn (Anisus vortex) veel
Jonge snoek II
Bloedzuiger spec (geen tabel)
waterpissebed Asellus spec
Hygrotus inaequalis
Noterus sp III
Anacaena spec.
Staafwants Ranatra linearis VII
Corixa punctata (duikerwants)
Ovale poelslak Radix ovata I
Grote Graphoderus (roofwaterkever)
eironde watertor Hyphydrus ovatus
platte waterwants II Ilyocoris cimicoides
kokerjuffers IIII
Schrijvertjes VII Gyrinus marinus
duikerwantsjes Sigara spec
H Wikelslan
H I Wikelslan (Torenvalk) 1e dag, Vrijdag 13 mei 1994
Amersfoortcooordinaat: 192,6-572,6
SBB 11-13-33-'33'
Bij een weg naar Earne woude, de 'Feanters dijk' Hier is op drie punten gemonsterd. Het eerste punt bevond zich qua hoogte na de vogelwaarnemingshut en na de Kaoidijk
Plantengroei : De sloot was begroeid met riet en was net uitgediept, begroeing was vrijwel niet aanwezig. (kaal). Op veel plaatsen was niet eens riet begroeiing. Vnl kale oevers en geen waterplanten.
Diepte : Ondiep, 30 cm
Biotische index 7
waterspin Argyroneta aquatica
Riempje (slak) Bathyomphalus contortus 4
kapslakje Acroloxus lacustris
kleine diepslak Bithynia leachi V
Anacaena spec.
extreem veel watervlooien
Graphoderes spec.
waterroofkeverlarve van de grote waterroofkever (Dytiscus spec)
duikerwantsjes (Scirtidae) en Sigara bootsmannetjes (te jong)
haftelarven (veel)
mijten (vier)
waterpissebedden Asellus 4
watertredertje Haliplus
kikkervisjes
Graptodytes pictus
Laccophilus minutus (meegenomen)
platwormen 3
libellenlarven
eironde waterkever (Hyphydrus ovatus)
grote poelslak Lymnaea stagnalis
draaikolkschijfhoren slak Anisus vortex
bloedzuiger
eenoogkreeftjes
H II Wikelslan (Torenvalk) II
Nu in Wikelslan zelf bij een dam bij een plas. De rand van de plas zat vol met alg. De begroeing bestond uit vnl pitrus, riet en alg. De voormalige landbouwgrond zag er erg voedselrijk uit.
Amersfoortcooordinaat: 192,3-572,4
Plantengroei : Voedselrijk met alg en pitrus de rest was onbedekt (kaal)
diepte : Ondiepe plas (20 cm) met niet-steile wanden. Grootte : 10 m bij 60 m
Biotische index 7
kleine visjes , heel veel tiendoornige stekelbaarsjes ? , tientallen
duikerwantsen
Grote waterkever
Sigara spec
larven van de Sigara (duikerwants)
slaapslak (Aplexa hypnorum)
Hydroporus erythrocephalus
keverlarve
Libellula (depressa ?)larve Platbuiken
Sigara falleni duikerwants
Anisoptera larve Libellula of Orthetrum
Erythromma larve (?)
Andere jufferlarve (Ischnura ?)
Bithynia tentaculata (Grote diepslak)
Anisus vortex Draaikolkschijfhoren
Physa fontinalis Bronblaashoren
Gyraulus albus Witte schijfhoren
Caenis sp larve
Helobdella stagnalis Twee ogige bloedzuiger
Lymnaea stagnalis Gewone poelslak
I Sanemar I, Zandmeer
3 monsterpunten op Sanemar (Het 'Zandmeer') van Chris
Amersfoort 190.8-571.2 of SBB 11-13-41-45
Datum 12-5-94 Excursies Chris
Naam Plaats Sanemar
plaats No 1 Chris Sanemar
Oppervlak Groot meer bij Eernewoude
Diepte midden op het meer , 1.5 m diep
Begroeing geen vegetatie, veel zwarte modder, geen waterbeestjes
Biotische index 0
I 2 Sanemar
Naam Plaats Sanemar, Datum 12-5-94
Excursies Chris
Oppervlak Grootmeer bij Eernewoude
Diepte Rietkraag langs het meer , 0-30 cm
Begroeing Riet vegetatie, veel zwarte modder,
Biotische index 6
vijverpluimdrager Valvata piscinalis
vedermuggelarve (Chironimidus thumiplomosus)
moeraspoelslak Lymnaea palustris
waterpissebed Asellus spec
vlokreeft
watermijt
groene kikker larve
duikerwantsen (familie Corixidae)
misschien Cymatia bonsdorfii
driehoeksmossel (Dreissenia polymorpha)
kleine diepslak Bithynia leachi
bloedzuiger geslacht Erpobdella
Lestes viridis (Schildpantserjuffer) larve
voorntje
I 3 Sanemar
Excursies Chris, Datum 12-5-94,
Code plaats No 3 Chris Sanemar
Oppervlak Grootmeer bij Eernewoude
Diepte Eilandje midden in het meer , 0-30 cm
Begroeing Riet vegetatie, veel zwarte modder,
Biotische index 6
kokerjuffer (Lymnephilidae)
watermijt
eenoogkreeftje
vijverpluimdrager Valvata piscinalis
driehoeksmossel
grote diepslak Bithynia tentaculata
tubifien
muggelarven
André H
e-mail :050-(3)140012
[1]. Molinia caerula (caerula=blauw). Dit gras is blauwkleurig en mede verantwoordelijk voor de naam 'blauwgrasland'. Andere planten die ook een blauwgroenige kleur hebben en in blauwgraslanden voorkomen zijn de blauwe-, blonde- en zwarte zegge, tandjesgras en reukgras.
Comentarios
Agregar un comentario